f2 : Aangepaste bediening (schieten)

  1. A knop (ingedrukt houden)
  2. A menu Aangepaste instellingen

Kies de handelingen die in de fotomodus worden uitgevoerd met behulp van cameraknoppen, instelschijven, zoomregeling en lensringen.

  • Kies de functies van de onderstaande bedieningselementen. Markeer het gewenste bedieningselement en druk op het midden van de multi-selector.

    Optie
    v[ Fn1 -knop ]
    x[ Fn2 -knop ]
    R[ Fn3-knop ]
    S[ Zoomregeling ]
    y[ Commando-instelwielen ]
    U[ OK-knop ] (midden van de multi-selector)
    I[ Afspeelknop ]
    V[ REC-knop (voorzijde) ]
    S[ Lens Fn-knop ]
    3[ Lens Fn2 knop ]
    M[ Lens Fn-ring (tegen de klok in) ]
    L[ Lens Fn-ring (met de klok mee) ]
    N[ Lensgeheugen instelknop ]
    l[ Lensbedieningsring ]
  • Instellingen kunnen worden gereset op het scherm om de toe te wijzen bediening te selecteren. Markeer de bediening die u wilt resetten, tik op [ Reset ] op het scherm en markeer vervolgens [ Ja ] op het bevestigingsscherm. Druk vervolgens op het midden van de multi-selector om de gemarkeerde bediening te resetten naar de standaardinstellingen.
  • De beschikbare rollen variëren afhankelijk van de besturing.
  • Op deze camera is de persoonlijke instelling f7 [ Knop loslaten om draaiknop te gebruiken ] standaard ingesteld op [ AAN ]. Afhankelijk van de toegewezen functie blijft de draaiknop ingeschakeld wanneer u aanpassingen maakt die normaal gesproken worden gemaakt door een knop ingedrukt te houden en aan een instelwiel te draaien. De beschrijvingen van de functies die kunnen worden toegewezen, gelden voor de situatie waarin f7 [ Knop loslaten om draaiknop te gebruiken ] is ingesteld op [ UIT ].
  • Hieronder vindt u de rollen die kunnen worden toegewezen.
    RolBeschrijving
    K[ Selecteer het middelste focuspunt ]Wanneer u op de bedieningsknop drukt, wordt het middelste focuspunt geselecteerd.
    4[ Focuspositie opslaan ]Als u de bedieningsknop ingedrukt houdt, wordt de huidige focuspositie opgeslagen.
    • De opgeslagen positie kan worden hersteld met behulp van een bedieningselement waaraan [ Focuspositie terugroepen ] is toegewezen (“geheugenterugroeping”).
    • Bij het opslaan van de focuspositie kunt u kiezen of deze kan worden teruggehaald met een van de bedieningselementen waaraan [ Focuspositie terughalen ] is toegewezen ([ Opslaan in alles ]) of met alleen een specifiek bedieningselement ([ Individueel opslaan ]).
    • Voor meer informatie, zie “Focusposities opslaan en terugroepen” ( Focusposities opslaan en terugroepen ).
    3[ Focuspositie terughalen ]Wanneer u op de bedieningsknop drukt, wordt een focuspositie opgeroepen die is opgeslagen met een bedieningsknop waaraan [ Focuspositie opslaan ] is toegewezen.
    m[ Ga naar de oneindige focuspositie ]Wanneer u op de bediening drukt, wordt de focuspositie ingesteld op bijna oneindig.
    • Afhankelijk van de gebruikte lens kan de camera mogelijk niet op oneindig scherpstellen.
    X[ Powerzoompositie opslaan en laden ]Wanneer een powerzoomlens is bevestigd, houdt u de knop ingedrukt om de huidige zoompositie op te slaan. Druk kort op de knop om naar de opgeslagen zoompositie te gaan.
    O[ Ogen wisselen ]Druk op de bediening om te kiezen op welk oog de camera wil scherpstellen wanneer de camera de ogen van een mens of dier op een portret detecteert.
    l[ AF-gebiedsmodus Cyclus ]Druk op de bediening om door de AF-gebiedsmodus te bladeren.
    • Om de AF-veldstanden te selecteren die u wilt doorlopen, drukt u op de multi-selector naar rechts wanneer [ AF-veldstand doorlopen ] is gemarkeerd.
    • Markeer een optie en druk op het midden van de multi-selector, of druk de multi-selector naar rechts om te schakelen tussen selecteren M en deselecteren U Opties gemarkeerd met een vinkje M kunnen worden gewisseld wanneer de bedieningsknop wordt ingedrukt.
    d[ AF-gebiedsmodus ]Door de bedieningsknop ingedrukt te houden, selecteert u een vooraf ingestelde AF-veldmodus. De eerder actieve AF-veldmodus wordt hersteld wanneer u de bedieningsknop loslaat.
    • Om de AF-veldstand te kiezen, drukt u de multi-selector naar rechts wanneer [ AF-veldstand ] is gemarkeerd.
    P[ AF-gebiedsmodus + AF-ON ]Door de bedieningsknop ingedrukt te houden, wordt een vooraf ingestelde AF-veldstand geselecteerd en wordt de autofocus gestart. De eerder actieve AF-veldstand wordt hersteld wanneer de bedieningsknop wordt losgelaten.
    • Om de AF-veldstand te kiezen, drukt u de multi-selector naar rechts wanneer [ AF-veldstand + AF-ON ] is gemarkeerd.
    A[ AF-ON ]Wanneer u op de bedieningsknop drukt, wordt de autofocus gestart.
    F[ Alleen AF-vergrendeling ]De focus blijft vergrendeld zolang de bedieningsknop ingedrukt is.
    E[ AE-vergrendeling (vasthouden) ]De belichting wordt vergrendeld wanneer de knop wordt ingedrukt. De belichtingsvergrendeling wordt niet beëindigd wanneer de sluiter wordt losgelaten. De belichting blijft vergrendeld totdat de knop opnieuw wordt ingedrukt of de monitor wordt uitgeschakeld door de stand-bytimer.
    h[ AWB-vergrendeling (vasthouden) ]Als [ Auto ] of [ Natuurlijk licht auto ] is geselecteerd voor witbalans, wordt de witbalans vergrendeld wanneer de bedieningsknop wordt ingedrukt (witbalansvergrendeling). De witbalansvergrendeling wordt niet beëindigd wanneer de sluiter wordt losgelaten. De witbalans blijft vergrendeld totdat de bedieningsknop opnieuw wordt ingedrukt of de monitor wordt uitgeschakeld door de stand-bytimer.
    R[ AE/AWB-vergrendeling (vasthouden) ]De belichting wordt vergrendeld wanneer de knop wordt ingedrukt. De witbalans wordt ook vergrendeld, mits [ Auto ] of [ Natuurlijk licht auto ] is geselecteerd voor de witbalans. De belichting en de witbalans worden niet vergrendeld wanneer de sluiter wordt losgelaten. Beide blijven vergrendeld totdat de knop opnieuw wordt ingedrukt of de monitor wordt uitgeschakeld door de stand-bytimer.
    D[ AE-vergrendeling (reset bij loslaten) ]De belichting wordt vergrendeld wanneer de knop wordt ingedrukt. De belichting blijft vergrendeld totdat de knop opnieuw wordt ingedrukt, de sluiter wordt ontspannen of de monitor wordt uitgeschakeld door de stand-bytimer.
    C[ Alleen AE-vergrendeling ]De belichting wordt vergrendeld zolang de bedieningsknop ingedrukt blijft.
    B[ AE/AF-vergrendeling ]De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zolang de bedieningsknop ingedrukt wordt gehouden.
    r[ FV-vergrendeling ]Druk op de bediening om de flitswaarde voor optionele flitsers te vergrendelen. Druk nogmaals om de flitswaardevergrendeling te annuleren.
    h[ c Uitschakelen/inschakelen ]Als de flitser momenteel is ingeschakeld, wordt deze uitgeschakeld zolang de knop ingedrukt is. Als de flitser momenteel is uitgeschakeld, wordt synchronisatie op het eerste gordijn geselecteerd zolang de knop ingedrukt is.
    WWissel FX / DXDruk op de bedieningsknop om over te schakelen naar [ DX (24×16) ] wanneer [ FX (36×24) ] is gekozen als beeldgebied. Door op de bedieningsknop te drukken terwijl een andere optie dan [ FX (36×24) ] is gekozen als beeldgebied, wordt [ FX (36×24) ] geselecteerd.
    h[ Picture Control instellen ]Door op de knop te drukken, springt u naar [ Set Picture Control ] of [ Set Picture Control ( HLG ) ] in het i menu. Als u [ SDR ] hebt geselecteerd voor [ Tone mode ] in het foto-opnamemenu, wordt [ Set Picture Control ] weergegeven; als u [ HLG ] hebt geselecteerd, wordt [ Set Picture Control ( HLG ) ] weergegeven.
    q[ Voorbeeld ]Houd de bedieningsknop ingedrukt om een voorbeeld van de kleur, belichting en scherptediepte van de foto te bekijken.
    iOpties voor de opnamemodusDruk op de bediening om naar [ Opties voor de opnamemodus ] in het i menu te gaan.
    L[ Matrixmeting ]Door de knop ingedrukt te houden, selecteert u matrixmeting. De eerder ingestelde instelling wordt hersteld wanneer u de knop loslaat.
    M[ Centrumgerichte meting ]Door de knop ingedrukt te houden, selecteert u centrumgerichte lichtmeting. De eerder ingestelde instelling wordt hersteld wanneer u de knop loslaat.
    N[ Spotmeting ]Door de knop ingedrukt te houden, selecteert u spotmeting. De eerder ingestelde instelling wordt hersteld wanneer u de knop loslaat.
    t[ Op hoogtepunten gewogen lichtmeting ]Door de knop ingedrukt te houden, wordt hooglichtgerichte lichtmeting geselecteerd. De eerder ingestelde instelling wordt hersteld wanneer de knop wordt losgelaten.
    X[ Vermindering van hoogfrequente flikkering ]Door op de knop te drukken, kunt u de sluitertijd in kleinere stappen fijnafstemmen. Druk nogmaals op de knop om de normale sluitertijdinstelling te herstellen.
    1[ Bracketing burst ]
    • Als u op de bedieningsknop drukt terwijl er een andere optie dan [ Witbalansbracketing ] is geselecteerd voor [ Automatische bracketing ] > [ Inst. automatische bracketing ] in het foto-opnamemenu in de continu-ontspanstand, maakt de camera alle opnamen in het huidige bracketingprogramma en herhaalt de bracketingreeks zolang u de ontspanknop/REC-knop ingedrukt houdt. In de enkelbeeld-ontspanstand stopt de opname na de eerste bracketingreeks.
    • Als [ Witbalansbracketing ] is geselecteerd voor [ Auto bracketing set ], maakt de camera foto's terwijl de ontspanknop/REC-knop ingedrukt is en past witbalansbracketing toe op elke opname.
    c[ Sync. release selectie ]Wanneer [ Synchroon ontspannen ] is geselecteerd voor [ Verbinden met andere camera's ] in het netwerkmenu, kan de gekozen bediening worden gebruikt om te schakelen tussen op afstand ontspannen en master of gesynchroniseerd ontspannen. De beschikbare opties zijn afhankelijk van de instelling die is gekozen voor Persoonlijke instelling d4 [ Opties voor synchroon ontspannen ].
    De volgende opties zijn beschikbaar wanneer [ Synchronisatie ] is geselecteerd voor [ Synchronisatieopties voor releasemodus ]:
    • [ Alleen master-ontgrendeling ] ( c ): Houd de bedieningsknop ingedrukt om alleen foto's te maken met de mastercamera.
    • [ Alleen op afstand bedienen ] ( d ): Houd de bedieningsknop ingedrukt om alleen foto's te maken met de camera's op afstand.
    De volgende opties zijn beschikbaar wanneer [ Geen synchronisatie ] is geselecteerd voor [ Opties voor synchronisatie-uitgavemodus ]:
    • [ Gesynchroniseerde ontgrendeling ] ( c ): Houd de bediening ingedrukt om de ontgrendelingen op de hoofd- en externe camera's te synchroniseren.
    • [ Alleen op afstand bedienen ] ( d ): Houd de bedieningsknop ingedrukt om alleen foto's te maken met de camera's op afstand.
    4[ + RAW ]
    • Als er momenteel een JPEG of HEIF -optie is geselecteerd voor de beeldkwaliteit, verschijnt " RAW " in de opnameweergave en wordt een NEF ( RAW )-kopie opgeslagen bij de volgende foto die wordt gemaakt nadat de knop is ingedrukt. De oorspronkelijke beeldkwaliteit wordt hersteld wanneer u uw vinger van de ontspanknop/REC-knop haalt of opnieuw op de knop drukt, waardoor [ + RAW ] wordt geannuleerd.
    • NEF ( RAW )-kopieën worden vastgelegd met de instellingen die op dat moment zijn geselecteerd voor [ RAW -opname ] in het foto-opnamemenu.
    L[ Stille modus ]Druk op de knop om de stille modus in te schakelen. Druk nogmaals om de modus uit te schakelen.
    V[ Live weergave van de weergave-info ]Druk op de bedieningsknop om door de opnameweergave te bladeren. Het type en de inhoud van de beschikbare weergave kunnen worden gekozen met behulp van persoonlijke instelling d18 [ Aangepaste monitoropnameweergave ].
    i[ Live view info weergave uit ]Druk op de knop om de pictogrammen en opname-informatie op het display te verbergen. U kunt de pictogrammen en opname-informatie weergeven door nogmaals op de knop te drukken.
    b[ Kaderraster ]Druk op de bedieningsknop om een raster weer te geven. Om het raster te verbergen, drukt u nogmaals op de bedieningsknop. Het weergavetype kan worden geselecteerd via Persoonlijke instelling d15 [ Rastertype ].
    p[ Zoom aan/uit ]Druk op de bedieningsknop om in te zoomen op het gebied rond het huidige focuspunt (de zoomverhouding is vooraf geselecteerd). Druk nogmaals om de zoom te annuleren.
    • Om de zoomverhouding te kiezen, markeert u [ Zoom aan/uit ] en drukt u de multi-selector naar rechts.
    P[ Virtuele horizon ]Druk op de bedieningsknop om de weergave van de virtuele horizon in te schakelen. Druk nogmaals om de weergave te verbergen. Het weergavetype kan worden geselecteerd via persoonlijke instelling d16 [ Type virtuele horizon ].
    j[ Uitzicht bij sterrenlicht (foto Lv) ]Druk op de bedieningsknop om de sterrenhemelweergave in te schakelen. Druk nogmaals om de sterrenhemelweergave te beëindigen.
    C[ Weergavemodus (foto Lv) ]Druk op de bediening om de optie die is geselecteerd voor Persoonlijke instelling d9 [ Weergavemodus (foto Lv) ] te wijzigen van [ Gevolgen van instellingen weergeven ] naar [ Aanpassen voor gebruiksgemak ] of omgekeerd .
    W[ Focus peaking-weergave ]Druk eenmaal op de knop om focuspeaking in te schakelen wanneer MF is geselecteerd als scherpstelmodus. Druk nogmaals om focuspeaking te beëindigen.
    O[ MIJN MENU ]Druk op de bediening om “MIJN MENU” weer te geven.
    3[ Toegang tot het bovenste item in MIJN MENU ]Druk op de bedieningsknop om naar het bovenste item in "MIJN MENU" te springen. Selecteer deze optie voor snelle toegang tot een veelgebruikt menu-item.
    K[ Afspelen ]Druk op de bedieningsknop om het afspelen te starten.
    Y[ Gefilterde weergave ]Druk op de bediening om alleen foto's te bekijken die voldoen aan de criteria die zijn geselecteerd voor [ Gefilterde afspeelcriteria ] in het afspeelmenu.
    Z[ Gefilterde weergave (selectiecriteria) ]Druk op de bediening om naar [ Gefilterde afspeelcriteria ] in het afspeelmenu te springen.
    a[ Powerzoom + ]Wanneer een powerzoomlens is bevestigd, zoomt de camera in terwijl de bedieningsknop ingedrukt wordt gehouden. Deze optie wordt automatisch ingeschakeld wanneer [ Powerzoom − ] is geselecteerd voor [ Fn2 knop ].
    b[ Powerzoom − ]Wanneer een powerzoomlens is bevestigd, zoomt de camera uit terwijl de bedieningsknop ingedrukt wordt gehouden. Deze optie wordt automatisch ingeschakeld wanneer [ Powerzoom + ] is geselecteerd voor [ Fn1 knop ].
    J[ Kies afbeeldingsgebied ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan een instelwiel om het beeldgebied te selecteren.
    8[ Beeldkwaliteit/formaat ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om een optie voor de beeldkwaliteit te selecteren. Gebruik de secundaire instelschijf om het beeldformaat te selecteren.
    m[ Witbalans ] *Om een witbalansoptie te kiezen, houdt u de bedieningsknop ingedrukt en draait u aan de hoofdinstelschijf. Sommige opties bieden subopties die u kunt selecteren door aan de subinstelschijf te draaien.
    y[ Actieve D-Lighting ] *Houd de bediening ingedrukt en draai aan een instelwiel om Actieve D-Lighting aan te passen.
    W[ Huidverzachtend ] *Houd de bediening ingedrukt en draai aan een instelwiel om de mate van huidverzachting aan te passen.
    X[ Portretafdrukbalans ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan een instelwiel om een balansmodus voor portretfoto's te kiezen.
    w[ Meting ] *Druk op de bedieningsknop en draai aan een instelwiel om een lichtmeetoptie te kiezen.
    J[ Flitsmodus/compensatie ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om een flitsmodus te kiezen. Met de secundaire instelschijf kunt u de flitssterkte aanpassen.
    v[ Vrijgavemodus ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om een ontspanmodus te kiezen. Opties voor de geselecteerde modus, indien van toepassing, kunnen worden gekozen door de bedieningsknop ingedrukt te houden en aan de subinstelschijf te draaien.
    z[ Focusmodus / AF-gebiedsmodus ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de scherpstelmodus te kiezen. Gebruik de secundaire instelschijf om de AF-gebiedsmodus te kiezen.
    t[ Automatische bracketing ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om het aantal opnamen te kiezen. Met de secundaire instelschijf kunt u de bracketing-stapgrootte of de hoeveelheid Actieve D-Lighting selecteren.
    $[ Meervoudige belichting ] *Druk op de bedieningsknop en draai aan de hoofdinstelschijf om de modus te kiezen. Met de secundaire instelschijf kiest u het aantal opnamen.
    2[ HDR-overlay ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de modus te kiezen. Met de secundaire instelschijf kunt u de HDR-sterkte aanpassen.
    J[ Pixel shift-opnamen ] *Houd de bediening ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de pixelverschuivingsopnamemodus te selecteren. Met de secundaire instelschijf kunt u het aantal opnamen selecteren.
    j[ Ontnevelen ] *Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de modus te kiezen. Met de secundaire instelschijf kunt u de sterkte van de ontneveling aanpassen.
    z[ Belichtingsvertragingsmodus ] *Druk op de bedieningsknop en draai aan een instelwiel om een belichtingsvertragingsmodus te selecteren.
    a[ Bedieningsvergrendeling ] *
    • Houd de bedieningsknop ingedrukt en draai aan de hoofdinstelschijf om de sluitertijd te vergrendelen (standen S en M ). Om het diafragma te vergrendelen (standen A en M ), houdt u de bedieningsknop ingedrukt en draait u aan de secundaire instelschijf.
    • Om de selectie van het scherpstelpunt te vergrendelen, houdt u de bedieningsknop ingedrukt terwijl u de multi-selector gebruikt om het scherpstelpunt te kiezen.
    c[ 1 stap snelheid/diafragma ]Pas de sluitertijd en het diafragma aan in stappen van 1 EV, ongeacht de optie die is geselecteerd voor Aangepaste instelling b2 [ EV-stappen voor belichtingsregeling ].
    • In de standen S en M kan de sluitertijd in stappen van 1 EV worden aangepast door de bedieningsknop vast te houden en aan de hoofdinstelschijf te draaien.
    • In de standen A en M kan het diafragma in stappen van 1 EV worden aangepast door de bedieningsknop vast te houden en aan de secundaire instelschijf te draaien.
    w[ Kies een niet-CPU lensnummer ] *Houd de bediening ingedrukt en draai aan een instelwiel om een lensnummer te kiezen dat is opgeslagen via het item [ Gegevens van niet-CPU-lens ] in het instellingenmenu.
    X[ Focus (M/A) ]Autofocus kan worden overschreven door aan de lensbedieningsring te draaien (autofocus met handmatige scherpstelling). De bedieningsring kan worden gebruikt voor handmatige scherpstelling terwijl de ontspanknop/REC-knop half ingedrukt is. Om opnieuw scherp te stellen met autofocus, haalt u uw vinger van de ontspanknop/REC-knop en drukt u deze vervolgens weer half in.
    q[ Diafragma ]Draai aan de lensregelring om het diafragma aan te passen.
    E[ Belichtingscompensatie ] *Pas de belichtingscompensatie aan door de bedieningsknop vast te houden en aan de instelschijf te draaien of door aan de lensregelring te draaien.
    9[ ISO-gevoeligheid ] *Pas de ISO-gevoeligheid aan door de bedieningsknop ingedrukt te houden en aan de instelschijf te draaien, of door aan de lensbedieningsring te draaien.
    t[ Diafragma (open) ]Draai de Fn-ring van de lens tegen de klok in om het diafragma te vergroten. Deze optie wordt automatisch ingeschakeld wanneer [ Diafragma (dicht) ] is geselecteerd voor [ Lens Fn-ring (met de klok mee) ].
    q[ Diafragma (dicht) ]Draai de Fn-ring van de lens met de klok mee om het diafragma te verkleinen. Deze optie wordt automatisch ingeschakeld wanneer [ Diafragma (open) ] is geselecteerd voor [ Lens Fn-ring (tegen de klok in) ].
    i[ Belichtingscompensatie + ]Draai de Fn-ring van de lens met de klok mee om de belichtingscompensatie te verhogen. Deze optie wordt automatisch ingeschakeld wanneer [ Belichtingscompensatie - ] is geselecteerd voor [ Fn-ring van de lens (tegen de klok in) ].
    h[ Belichtingscompensatie - ]Draai de Fn-ring van de lens tegen de klok in om de belichtingscompensatie te verlagen. Deze optie wordt automatisch ingeschakeld wanneer [ Belichtingscompensatie + ] is geselecteerd voor [ Fn-ring van de lens (met de klok mee) ].
    d[ ISO-gevoeligheid (verhogen) ]Draai de lens-Fn-ring met de klok mee om de ISO-gevoeligheid te verhogen. Deze optie wordt automatisch ingeschakeld wanneer [ ISO-gevoeligheid (verlagen) ] is geselecteerd voor [ Lens-Fn-ring (tegen de klok in) ].
    e[ ISO-gevoeligheid (afname) ]Draai de Fn-ring van de lens tegen de klok in om de ISO-gevoeligheid te verlagen. Deze optie wordt automatisch ingeschakeld wanneer [ ISO-gevoeligheid (verhogen) ] is geselecteerd voor [ Fn-ring van de lens (met de klok mee) ].
    n[ Zoomen ]Verplaats de zoomregelaar om in of uit te zoomen op het opnamescherm.
    o[ Powerzoom ]Gebruik de zoomknop om in en uit te zoomen als er een elektrische zoomlens is bevestigd.
    [ Geen ]De controle heeft geen effect.
  1. Deze functie wordt beïnvloed door persoonlijke instelling f7 [ Laat de knop los om de draaiknop te gebruiken ]. Standaard kan de instelschijf worden gebruikt om aanpassingen te maken, zelfs als de bedieningsknop is losgelaten.

Commando-instelschijven

De volgende functies kunnen aan de instelwielen worden toegewezen. Om opties te bekijken, markeert u items en drukt u de multi-selector naar rechts.

RolBeschrijving
[ Belichtingsinstelling ]Draai de functies van de hoofd- en sub-instelschijf om in de geselecteerde standen. Markeer een opnamestand door de multi-selector naar links of rechts te drukken en druk de multi-selector vervolgens omhoog of omlaag om de functies te wisselen.
[ Selectie van scherpstel-/AF-veldmodus ]U kunt de functies omwisselen door aan de hoofd- en subcommandoknop te draaien terwijl u een bedieningselement vasthoudt waaraan [ Scherpstelmodus/AF-veldmodus ] is toegewezen via Aangepaste instelling f2 [ Aangepaste bedieningselementen (opname) ].
[ Sub-commando draaiknop zoomrol ]Selecteer de rol die de sub-instelknop vervult in de zoomweergave.
  • Kies [ Belichtingsinstelling ] om de rol van de sub-instelknop in elke modus te wijzigen.
  • Selecteer [ Zoom ] om met de subcommandoknop in of uit te zoomen.

Focusposities opslaan en terugroepen

U kunt de huidige focuspositie opslaan door een aangepaste bedieningsknop ingedrukt te houden waaraan u [ Focuspositie opslaan ] hebt toegewezen. De opgeslagen focuspositie kan direct worden hersteld door op een aangepaste bedieningsknop te drukken die is toegewezen aan [ Focuspositie terugroepen ] ("geheugenoproep"). Dit kan handig zijn als u regelmatig terugkeert naar onderwerpen op een vaste focusafstand.

  • [ Focuspositie terugroepen ] kan aan meerdere bedieningselementen worden toegewezen. Focusposities die zijn opgeslagen door [ Opslaan in alles ] te selecteren bij [ Focuspositie opslaan ], kunnen worden teruggeroepen met elk van de toegewezen bedieningselementen. Focusposities die zijn opgeslagen door [ Individueel opslaan ] te selecteren bij [ Focuspositie opslaan ], kunnen in plaats daarvan alleen worden teruggeroepen via een specifiek bedieningselement.
  • Focusposities kunnen in elke focusmodus worden opgeslagen.
  • Wanneer de lens wordt losgemaakt, wordt de opgeslagen scherpstelpositie opnieuw ingesteld.

Waarschuwingen: Focusposities opslaan en oproepen

  • Veranderingen in de omgevingstemperatuur kunnen ertoe leiden dat de focus wordt teruggehaald naar een andere positie dan die waarin deze is opgeslagen.
  • Wijzigingen in de zoom nadat een focuspositie is opgeslagen, wijzigen vaak de geselecteerde positie wanneer de waarde wordt teruggehaald.

[Opslaan in alle]

  1. Wijs [Focuspositie terugroepen] toe aan een besturingselement.
    Herhaal deze stap voor elk besturingselement dat u wilt gebruiken voor het oproepen van geheugeninformatie.
  2. Selecteer een andere besturing in de lijst met aangepaste besturingen en wanneer u wordt gevraagd een rol te kiezen, markeert u [Focuspositie opslaan] en drukt u de multi-selector naar rechts.
    Er worden opties weergegeven om op te slaan.
  3. Markeer [Opslaan in alles] en druk op het midden van de multi-selector.
  4. Stel scherp op het gewenste onderwerp in het opnamescherm en houd de bedieningsknop waaraan [Focuspositie opslaan] is toegewezen, ingedrukt.
    Als de bewerking succesvol is uitgevoerd, verschijnt er een 4 pictogram op het opnamescherm.
  5. Druk op een van de bedieningselementen waaraan in stap 1 [Focuspositie terugroepen] is toegewezen.
    • De opgeslagen focuspositie wordt hersteld.
    • Hoewel [ Focuspositie terughalen ] aan meerdere bedieningselementen kan worden toegewezen, wordt dezelfde focuspositie hersteld, ongeacht welk bedieningselement wordt gebruikt.
    • Als u een bedieningselement vasthoudt waaraan [ Focuspositie terugroepen ] is toegewezen, wordt de handmatige scherpstelling ( MF ) geactiveerd en stelt de camera niet opnieuw scherp als u de ontspanknop/REC-knop half indrukt terwijl het bedieningselement is ingedrukt.

[Individueel opslaan]

  1. Wijs [Focuspositie terughalen] toe aan meerdere bedieningselementen.
  2. Selecteer een andere besturing in de lijst met aangepaste besturingen en wanneer u wordt gevraagd een rol te kiezen, markeert u [Focuspositie opslaan] en drukt u de multi-selector naar rechts.
    Er worden opties weergegeven om op te slaan.
  3. Markeer [Individueel opslaan] en druk op het midden van de multi-selector.
  4. Stel scherp op het gewenste onderwerp in het opnamescherm en houd de bedieningsknop waaraan [Focuspositie opslaan] is toegewezen, ingedrukt.
    Er knippert een 4 pictogram in het opnamescherm.
  5. Druk op de knop die u wilt gebruiken om de focuspositie die u in stap 4 hebt opgeslagen, op te roepen.
    • Van de bedieningselementen waaraan [ Focuspositie terugroepen ] is toegewezen in stap 1, drukt u op het bedieningselement dat u wilt gebruiken voor het terugroepen van de focuspositie die is opgeslagen in stap 4.
    • Als de bewerking is geslaagd, verschijnt er een bericht op het opnamescherm.
    • Herhaal stap 4 en 5 om extra focusposities op te slaan onder de andere bedieningselementen waaraan [ Focuspositie terugroepen ] is toegewezen.
  6. Druk op de bedieningsknop voor de gewenste focuspositie.
    • De focuspositie die in het betreffende besturingselement is opgeslagen, wordt hersteld.
    • Als u een bedieningselement vasthoudt waaraan [ Focuspositie terugroepen ] is toegewezen, wordt de handmatige scherpstelling ( MF ) geactiveerd en stelt de camera niet opnieuw scherp als u de ontspanknop/REC-knop half indrukt terwijl het bedieningselement is ingedrukt.

Powerzoompositie opslaan en laden

Wanneer er een powerzoomlens is bevestigd, houdt u de bedieningsknop waaraan [ Powerzoompositie opslaan en laden ] is toegewezen ingedrukt. Het pictogram Y wordt weergegeven op het opnamescherm en de huidige zoompositie wordt opgeslagen.

  • Er kan slechts één zoompositie tegelijk worden opgeslagen. Om de opgeslagen positie te wijzigen, wijzigt u de zoompositie en houdt u de toegewezen bedieningsknop nogmaals ingedrukt.
  • Wanneer een zoompositie is opgeslagen, drukt u op de bediening waaraan [ Powerzoompositie opslaan en laden ] is toegewezen om naar de opgeslagen zoompositie te gaan.
  • Terwijl u naar de zoompositie beweegt, drukt u nogmaals op de bediening waaraan [ Powerzoompositie opslaan en laden ] is toegewezen om op de huidige positie te stoppen.
  • De opgeslagen zoompositie wordt niet gereset wanneer de camera wordt uitgeschakeld. De zoompositie wordt wel gereset wanneer een andere lens wordt bevestigd.
  • Wanneer u een lens bevestigt die geen powerzoomlens is, gebeurt er niets wanneer u op de toegewezen bediening drukt.
  • In de videomodus kan de snelheid waarmee de zoom beweegt, worden ingesteld in Aangepaste instelling g9 [ Powerzoom toewijzen ] > [ Powerzoomsnelheid (zoomknoppen) ].
  • Deze functie is alleen beschikbaar als er een compatibele powerzoomlens op de camera is bevestigd. Deze functie is compatibel met de volgende lens (vanaf mei 2025).
    • NIKKOR Z 28-135mm f/4 PZ

Het menu Aangepaste instellingen