De volgende effecten kunnen worden geselecteerd door de standknop naar EFFECTS te draaien en aan de hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste optie in de monitor verschijnt.

Standknop

Hoofdinstelschijf

Monitor

Merk op dat het effect niet kan worden gewijzigd tijdens filmopnamen.

Speciale effecten

De ingebouwde flitser schakelt uit.

De AF-hulpverlichting schakelt uit.

Onscherpte voorkomen

Gebruik een statief om onscherpte veroorzaakt door cameratrillingen bij lange sluitertijden te voorkomen.

NEF (RAW)

NEF (RAW)-opname is niet beschikbaar in standen %, f, d, e, ', ( en u. Foto’s gemaakt terwijl in deze standen een NEF (RAW)- of NEF (RAW) + JPEG-optie is geselecteerd, worden opgeslagen als JPEG-beelden. JPEG-afbeeldingen gecreëerd bij de instellingen NEF (RAW) + JPEG worden bij de geselecteerde JPEG-kwaliteit vastgelegd, terwijl beelden vastgelegd bij de instelling NEF (RAW) als beelden met fijne kwaliteit worden opgeslagen.

Standen e en i

Autofocus is niet beschikbaar tijdens filmopname. De vernieuwingsfrequentie voor livebeeld daalt samen met de beeldsnelheid voor continue opnamestand; het gebruik van autofocus tijdens livebeeld verstoort de voorbeeldfunctie.

Beschikbare opties in livebeeld

Instellingen voor het geselecteerde effect worden aangepast in de livebeeldweergave.

e Foto-illustratie

  1. Selecteer livebeeld.

    Druk op de a-knop. Het beeld door het objectief wordt in de monitor weergegeven.

    a-knop

  2. Pas de dikte van de omtreklijnen aan.

    Druk op J om opties weer te geven. Druk op 4 of 2 om omtreklijnen dikker of dunner te maken.

  3. Druk op J.

    Druk op J om af te sluiten zodra de instellingen zijn voltooid.

' Speelgoedcamera-effect

  1. Selecteer livebeeld.

    Druk op de a-knop. Het beeld door het objectief wordt in de monitor weergegeven.

    a-knop

  2. Pas opties aan.

    Druk op J om opties weer te geven. Druk op 1 of 3 om Levendigheid of Vignettering te markeren en druk op 4 of 2 om te wijzigen. Pas levendigheid aan om kleuren meer of minder verzadigd te maken, vignettering om de hoeveelheid vignettering te regelen.

  3. Druk op J.

    Druk op J om af te sluiten zodra de instellingen zijn voltooid.

i Miniatuureffect

  1. Selecteer livebeeld.

    Druk op de a-knop. Het beeld door het objectief wordt in de monitor weergegeven.

    a-knop

  2. Positioneer het scherpstelpunt.

    Gebruik de multi-selector om het scherpstelpunt in het scherp te stellen gebied te plaatsen en druk vervolgens de ontspanknop half in om de scherpstelling te controleren. Druk op X (T) om de opties voor miniatuureffect tijdelijk uit het scherm te wissen en het beeld in de monitor te vergroten om nauwkeurig te kunnen scherpstellen. Druk op W (Z) om de miniatuureffectweergave te herstellen.

  3. Geef opties weer.

    Druk op J om opties voor miniatuureffect weer te geven.

  4. Pas opties aan.

    Druk op 4 of 2 om de richting te kiezen van het scherp te stellen gebied en druk op 1 of 3 om de breedte van het gebied aan te passen.

  5. Druk op J.

    Druk op J om af te sluiten zodra de instellingen zijn voltooid.

u Selectieve kleur

  1. Selecteer livebeeld.

    Druk op de a-knop. Het beeld door het objectief wordt in de monitor weergegeven.

    a-knop

  2. Geef opties weer.

    Druk op J om opties voor selectieve kleur weer te geven.

  3. Selecteer een kleur.

    Kadreer een voorwerp in het witte vierkant in het midden van het scherm en druk op 1 om de kleur van het voorwerp te kiezen als de kleur die behouden blijft in het uiteindelijke beeld (de camera kan problemen ondervinden bij het detecteren van onverzadigde kleuren; kies een verzadigde kleur). Druk op X (T) om in te zoomen op het midden van de weergave voor meer nauwkeurige kleurselectie. Druk op W (Z) om uit te zoomen.

    Geselecteerde kleur

  4. Kies het kleurbereik.

    Druk op 1 of 3 om het bereik van gelijkwaardige tinten, die in het definitieve beeld worden vastgelegd, te verhogen of te verlagen. Kies uit waarden tussen 1 en 7; merk op dat hogere waarden tinten van andere kleuren kunnen bevatten.

    Kleurbereik

  5. Selecteer meer kleuren.

    Draai, om nog meer kleuren te selecteren, aan de hoofdinstelschijf om één van de drie kleurvakken bovenaan het scherm te markeren en herhaal Stap 3 en 4 om een andere kleur te selecteren. Herhaal voor een derde kleur, indien gewenst. Druk op O (Q) om de gemarkeerde kleur te deselecteren. Houd O (Q) ingedrukt om alle kleuren te verwijderen. Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven; selecteer Ja.

  6. Druk op J.

    Druk op J om af te sluiten zodra de instellingen zijn voltooid. Tijdens het fotograferen worden alleen voorwerpen van de geselecteerde tinten in kleur vastgelegd; alle overige kleuren worden in zwart-wit vastgelegd.