In de standen P, S, A en M kan de flitserregelingsstand voor de ingebouwde flitser worden geselecteerd met behulp van de optie Flitserregeling > Flitserregelingsstand (ingebouwd) in het foto-opnamemenu. De beschikbare opties variëren afhankelijk van het geselecteerde item.

“Aantal”

De beschikbare opties voor Stroboscopisch flitsen > Aantal worden bepaald door de flitssterkte.

Sterkte Beschikbare opties voor “Aantal”
1/4 2
1/8 2–5
1/16 2–10
1/32 2–10, 15
1/64 2–10, 15, 20, 25
1/128 2–10, 15, 20, 25, 30, 35

Flitserregeling voor optionele flitsers

Wanneer een optionele flitser wordt aangesloten, verandert de optie Flitserregeling > Flitserregelingsstand (ingebouwd) in het foto-opnamemenu in Flitserregelingsstand (extern).

Flitserregelingsstand

In i-DDL-flitserregeling stelt de camera de flitssterkte in op basis van licht dat wordt gereflecteerd door een reeks bijna onzichtbare voorafgaande flitsen (voorafgaande monitorflitsen), onmiddellijk afgegeven voordat de hoofdflitser flitst. De camera ondersteunt de volgende i-DDL-flitserregelingsstanden:

  • i-DDL-uitgebalanceerde invulflits voor digitale SLR: Voorafgaande flitsen gereflecteerd door voorwerpen in alle delen van het beeld worden door de RGB-sensor van 180K pixels (circa 180.000 pixels) opgepakt en worden geanalyseerd om de flitssterkte aan te passen voor een natuurlijke balans tussen hoofdonderwerp en omliggende achtergrondverlichting. Als er type G-, E- of D-objectieven worden gebruikt, dan is de afstandsinformatie inbegrepen bij het berekenen van de flitssterkte. Niet beschikbaar wanneer spotmeting wordt gebruikt.
  • Standaard i-DDL invulflits voor digitale SLR: De flitssterkte wordt aangepast om licht in het beeld naar een standaardniveau te brengen; met de helderheid van de achtergrond wordt geen rekening gehouden. Aanbevolen voor opnamen waarin het hoofdonderwerp wordt benadrukt ten koste van de achtergronddetails, of wanneer belichtingscorrectie wordt gebruikt. Standaard i-DDL-invulflitser voor digitale SLR wordt automatisch geactiveerd wanneer spotmeting is geselecteerd.

Diafragma, gevoeligheid en flitsbereik

Flitsbereik varieert afhankelijk van gevoeligheid (ISO-equivalent) en diafragma.

Diafragma bij ISO-equivalent van Geschat bereik
100 200 400 800 1600 3200 6400 12800 m
1.4 2 2.8 4 5.6 8 11 16 0,7–8,5
2 2.8 4 5.6 8 11 16 22 0,6–6,0
2.8 4 5.6 8 11 16 22 32 0,6–4,2
4 5.6 8 11 16 22 32 0,6–3,0
5.6 8 11 16 22 32 0,6–2,1
8 11 16 22 32 0,6–1,5
11 16 22 32 0,6–1,1
16 22 32 0,6–0,8

In stand P wordt het maximaal diafragma (laagste f-waarde) beperkt overeenkomstig de ISO-gevoeligheid, zoals hieronder weergegeven:

Maximaal diafragma bij ISO-equivalent van:
100 200 400 800 1600 3200 6400 12800
2.8 3.5 4 5 5.6 7.1 8 10

Als het maximale diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven aangegeven, wordt de maximale waarde voor diafragma het maximale diafragma van het objectief.

Zie ook

Voor meer informatie over:

  • Het vergrendelen van de flitswaarde voor een gemeten onderwerp alvorens een foto opnieuw samen te stellen, zie “Flitswaardevergrendeling” (0 Flitswaardevergrendeling).
  • Het inschakelen of uitschakelen van automatische snelle FP-synchronisatie en kiezen van een flitssynchronisatiesnelheid, zie A > Persoonlijke instelling e1 (Flitssynchronisatiesnelheid, 0 Flitssynchronisatiesnelheid).
  • Het kiezen van de langst beschikbare sluitertijd bij het gebruik van de flitser, zie A > Persoonlijke instelling e2 (Langste sluitertijd bij flits, 0 Langste sluitertijd bij flits).