Films kunnen worden opgenomen in livebeeld.

  1. Draai de livebeeld-selector naar 1 (filmlivebeeld).

    Livebeeld-selector

  2. Druk op de a-knop.

    De spiegel wordt opgeklapt en het beeld dat zichtbaar is door het objectief wordt weergegeven in de cameramonitor, aangepast voor de effecten van belichting. Het onderwerp zal niet langer zichtbaar zijn in de zoeker.

    a-knop

    Het pictogram 0

    Een 0-pictogram (0 De livebeeldweergave: Films) geeft aan dat er geen films kunnen worden opgenomen.

    Witbalans

    In de standen P, S, A en M kan witbalans op elk gewenst moment worden ingesteld door de L (U)-knop in te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien (0 Witbalans).

  3. Stel scherp.

    Kadreer de beginopname en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen; om in te zoomen voor nauwkeurige scherpstelling zoals beschreven in “Zoomvoorbeeld livebeeld” (0 Voorbeeld livebeeldzoom), druk op de X (T)-knop. Merk op dat het aantal onderwerpen dat kan worden gedetecteerd in gezichtprioriteit-AF afneemt tijdens filmopnamen.

    Belichting

    De volgende belichtingsinstellingen kunnen worden aangepast in filmstand:

      Diafragma Sluitertijd ISO-gevoeligheid
    P, S 1 2, 3
    A 2, 3
    M 3, 4
    Andere opnamestanden

    Belichting voor stand S is gelijk aan stand P.

    De bovenlimiet voor ISO-gevoeligheid kan worden geselecteerd met behulp van de optie ISO-gevoeligheid instellen > Maximale gevoeligheid in het filmopnamemenu (0 ISO-gevoeligheid instellen).

    Ongeacht de optie die is gekozen voor ISO-gevoeligheid instellen > Maximale gevoeligheid of voor ISO-gevoeligheid (stand M), is ISO 51200 de bovengrens wanneer Aan is geselecteerd voor Elektronische VR in het filmopnamemenu.

    Als Aan is geselecteerd voor ISO-gevoeligheid instellen > Auto ISO-gevoeligh. (st. M) in het filmopnamemenu, kan de bovenlimiet voor ISO-gevoeligheid worden geselecteerd met behulp van de optie Maximale gevoeligheid.

    In stand M kan sluitertijd worden ingesteld op waarden tussen 1/25 sec. en 1/8.000 sec. (de langst beschikbare sluitertijd varieert afhankelijk van de beeldsnelheid; 0 Beeldformaat, beeldsnelheid en filmkwaliteit). In andere standen wordt de sluitertijd automatisch aangepast. Als het onderwerp worden over- of onderbelicht in andere standen dan A of M, beëindig dan livebeeld en start livebeeld opnieuw of selecteer stand A en pas diafragma aan.

  4. Start de opname.

    Druk op de filmopnameknop om de opname te starten. In de monitor wordt een opnameaanduiding en de beschikbare tijd weergegeven. Belichting kan worden vergrendeld door op de A AE-L/AF-L-knop te drukken (0 Vergrendeling automatische belichting) of worden aangepast met maximaal ± 3 LW in stappen van 1/3 LW met behulp van belichtingscorrectie (0 Belichtingscorrectie); spotmeting is niet beschikbaar. In de autofocusstand kan de camera opnieuw worden scherpgesteld door de ontspanknop half in te drukken of op uw onderwerp in de monitor te tikken.

    Filmopnameknop

    Opnameaanduiding

    Resterende tijd

    Audio

    De camera kan zowel video als geluid opnemen; dek de microfoon op de voorkant van de camera niet af tijdens filmopnamen. Merk op dat de ingebouwde microfoon mogelijk geluiden, gemaakt door de camera of het objectief, opneemt tijdens autofocus, vibratiereductie of wijzigen aan diafragma.

  5. Beëindig de opname.

    Druk nogmaals op de filmopnameknop om de opname te beëindigen. De opname wordt automatisch beëindigd wanneer de maximale lengte is bereikt of wanneer de geheugenkaart vol is (merk op dat afhankelijk van de schrijfsnelheid van de geheugenkaart, de opname mogelijk wordt beëindigd voordat de maximale lengte is bereikt).

  6. Sluit livebeeld af.

    Druk op de a-knop om livebeeld af te sluiten.

Zie ook

Voor meer informatie over:

  • Kiezen hoe de camera scherpstelt in filmstand, zie “Autofocus” (0 Autofocus).
  • Scherpstellen met behulp van de scherpstelring van het objectief, zie “Handmatige scherpstelling” (0 Handmatige scherpstelling).

De i-knop gebruiken

De hieronder vermelde opties zijn toegankelijk door op de i-knop te drukken in filmstand. Gebruik het aanraakscherm of navigeer door het menu met behulp van de multi-selector en J-knop, waarbij de multi-selector wordt gebruikt om items te markeren, op 2 wordt gedrukt om opties te bekijken en op J wordt gedrukt om de gemarkeerde optie te selecteren en naar het i-knopmenu terug te keren. Druk opnieuw op de i-knop om de opnameweergave af te sluiten.

i-knop

Een externe microfoon gebruiken

De optionele ME-1 stereomicrofoon of ME-W1 draadloze microfoon kan worden gebruikt om geluid voor films op te nemen (0 Overige accessoires).

Hoofdtelefoon

Er kunnen hoofdtelefoons van andere merken worden gebruikt. Merk op dat hoge geluidsniveaus kunnen resulteren in harde geluiden; bijzondere aandacht is vereist bij het gebruik van een hoofdtelefoon.

De livebeeldweergave: Films

De tellerweergave

Gedurende 30 sec. wordt een teller weergegeven voordat livebeeld automatisch eindigt (de timer wordt rood als livebeeld op het punt staat te eindigen om de interne circuits te beschermen of, als er een andere optie dan Geen limiet is geselecteerd voor Persoonlijke instelling c4—Monitor uit > Livebeeld; 0 Monitor uit—5 sec. voordat de monitor op het punt staat automatisch uit te schakelen). Afhankelijk van de opnameomstandigheden wordt de timer mogelijk onmiddellijk weergegeven zodra livebeeld is geselecteerd. De filmopname eindigt automatisch zodra de timer afloopt, ongeacht de hoeveelheid beschikbare opnametijd.

Instellingen aanpassen tijdens filmopname

Volume voor de hoofdtelefoon kan niet worden aangepast tijdens het opnemen. Als momenteel een andere optie dan I (microfoon uit) is geselecteerd, kan microfoongevoeligheid worden gewijzigd in elke andere instelling dan I terwijl de opname bezig is.

Aanduidingen bekijken en verbergen

Druk op de R-knop om aanduidingen in de monitor te verbergen of weer te geven.

Virtuele horizon   Informatie aan   Informatie uit

  Histogram   Rasterlijnen  

Beeldformaat, beeldsnelheid en filmkwaliteit

De optie Beeldformaat/beeldsnelheid in het filmopnamemenu wordt gebruikt om het filmbeeldformaat (in pixels) en beeldsnelheid te kiezen. U kunt ook kiezen uit twee opties voor Filmkwaliteit: hoog en normaal. Gezamenlijk bepalen deze opties de maximale bitsnelheid, zoals aangeduid in de onderstaande tabel.

Optie 1 Maximale bitsnelheid (Mbps)
( hoge kwaliteit/normaal)
Maximumlengte
r 3840 × 2160 (4K UHD); 30p 2 144 29 min. 59 sec. 3
s 3840 × 2160 (4K UHD); 25p 2
t 3840 × 2160 (4K UHD); 24p 2
y/y 1920 × 1080; 60p 48/24
z/z 1920 × 1080; 50p
1/1 1920 × 1080; 30p 24/12
2/2 1920 × 1080; 25p
3/3 1920×1080; 24p
4/4 1280 × 720; 60p
5/5 1280 × 720; 50p

Werkelijke beelsnelheid is 29,97 bps voor waarden vermeld als 30p, 23,976 bps voor waarden vermeld als 24p en 59,94 bps voor waarden vermeld als 60p.

Wanneer deze optie is geselecteerd, wordt k in de monitor weergegeven en wordt filmkwaliteit vast ingesteld op “hoog”.

Elke film wordt bij maximaal 8 bestanden van elk maximaal 4 GB vastgelegd. Het aantal bestanden en de lengte van elk bestand verschillen afhankelijk van de opties geselecteerd voor Beeldformaat/beeldsnelheid en Filmkwaliteit.

Indices

Als Indexmarkering is toegewezen aan een bediening die Persoonlijke instelling g1 (Aangepaste knoptoewijzing, 0 Aangepaste knoptoewijzing) gebruikt, dan kunt u tijdens het fotograferen op de geselecteerde bediening drukken om indices toe te voegen die kunnen worden gebruikt om de positie van beelden te bepalen tijdens bewerken en weergave (0 Het p-pictogram; merk op dat indices niet kunnen worden toegevoegd in stand i). Aan iedere film kunnen maximaal 20 indices worden toegevoegd.

Index

Zie ook

Voor meer informatie over:

  • Beeldformaat, beeldsnelheid, microfoongevoeligheid en ISO-gevoeligheid, zie “Het filmopnamemenu: Filmopnameopties” (0 1 Het filmopnamemenu: Filmopnameopties).
  • Het kiezen van de functie uitgevoerd door de J-knop, zie A > Persoonlijke instelling f2 (OK-knop; 0 OK-knop).
  • Het kiezen van de functies van de knoppen Fn1, Fn2 en A AE-L/AF-L, zie A > Persoonlijke instelling g1 (Aangepaste knoptoewijzing; 0 Aangepaste knoptoewijzing).
  • Het kiezen of de ontspanknop kan worden gebruikt om livebeeld te starten of om een filmopname te starten of te beëindigen, zie A > Persoonlijke instelling g1 (Aangepaste knoptoewijzing) > Ontspanknop (0 Aangepaste knoptoewijzing).

De filmuitsnede

Films hebben een beeldverhouding van 16:9 en worden opgenomen met behulp van een uitsnede die verschilt per beeldformaat en de optie geselecteerd voor Kies beeldveld in het filmopnamemenu (0 Beeldformaat, beeldsnelheid en filmkwaliteit, Kies beeldveld).

1.920 × 1.080 en 1.280 × 720 (DX) 1.920 × 1.080 en 1.280 × 720 (1,3×) 3.840 × 2.160

Filmuitsnedeformaten worden hieronder aangeduid:

  • Bij een beeldformaat van 3.840 × 2.160 bedraagt de filmuitsnede circa 16,2 × 9,1 mm, ongeacht de optie geselecteerd voor Kies beeldveld. De ogenschijnlijke brandpuntsafstand is circa 1,5× groter dan die voor DX-formaat.
  • Met DX geselecteerd voor Kies beeldveld en een beeldformaat van 1.920 × 1.080 of 1.280 × 720 bedraagt de filmuitsnede circa 23,5 × 13,3 mm.
  • Met 1,3× geselecteerd voor Kies beeldveld en een beeldformaat van 1.920 × 1.080 of 1.280 × 720 bedraagt de filmuitsnede circa 18,0 × 10,1 mm. De zichtbare brandpuntsafstand is circa 1,3 × groter dan die voor DX-formaat.

Foto’s maken in filmstand

Selecteer, om foto’s in filmstand te maken (of in livebeeld of tijdens filmopnamen) Foto’s maken voor Persoonlijke instelling g1 (Aangepaste knoptoewijzing) > Ontspanknop (0 Aangepaste knoptoewijzing). Foto's met een beeldverhouding van 16:9 kunnen op elk gewenst moment worden gemaakt door de ontspanknop volledig in te drukken. Als de filmopname bezig is, zal de opname eindigen en zullen de tot op dat punt opgenomen filmopnamen worden opgeslagen.

Foto’s worden vastgelegd in het formaat geselecteerd voor Beeldkwaliteit in het foto-opnamemenu (0 Beeldkwaliteit). Zie “Beeldformaat” voor informatie over beeldformaat (0 Beeldformaat). Merk op dat de belichting voor foto’s niet als voorbeeld kan worden bekeken wanneer de livebeeld-selector naar 1 is gedraaid; nauwkeurige resultaten kunnen worden verkregen in stand M door de belichting als voorbeeld te bekijken met de livebeeld-selector naar C gedraaid.

Beeldformaat

Het formaat van foto’s gemaakt in filmstand varieert afhankelijk van het filmbeeldformaat (0 Beeldformaat, beeldsnelheid en filmkwaliteit) en, in het geval van foto’s gemaakt bij beeldformaten van 1.920 × 1.080 en 1.280 × 720, met het beeldveld en de optie geselecteerd voor Beeldformaat in het foto-opnamemenu (0 Beeldformaat).

Beeldformaat Beeldveld Beeldformaat Formaat (pixels)
3.840 × 2.160 3.840 × 2.160

1.920 × 1.080

1.280 × 720

DX Groot 5.568 × 3.128
Middel 4.176 × 2.344
Klein 2.784 × 1.560
1,3× Groot 4.272 × 2.400
Middel 3.200 × 1.800
Klein 2.128 × 1.192

HDMI

Als de camera met een HDMI-apparaat is verbonden, verschijnt het beeld door het objectief zowel in de cameramonitor als op het HDMI-apparaat.

Draadloze afstandsbedieningen en afstandsbedieningskabels

Als Films opnemen is geselecteerd voor Persoonlijke instelling g1 (Aangepaste knoptoewijzing) > Ontspanknop (0 Aangepaste knoptoewijzing), dan kunnen de ontspanknoppen op optionele draadloze afstandsbedieningen en afstandsbedieningskabels (0 Overige accessoires) half worden ingedrukt om livebeeld te starten of volledig ingedrukt om filmopname te starten of te beëindigen.

Films opnemen

Films worden opgenomen in de sRGB-kleurruimte. In de monitor en in de uiteindelijke film kunnen flikkeringen, banden of vertekeningen zichtbaar zijn onder tl-licht of kwikdamp- of natriumlampen, of met onderwerpen die in beweging zijn, vooral als de camera horizontaal wordt gepand of als een voorwerp horizontaal met hoge snelheid door het beeld beweegt (voor informatie over het verminderen van flikkeringen en banden, zie Flikkerreductie, 0 Flikkerreductie). Er kunnen ook flikkeringen verschijnen wanneer motorgestuurd diafragma in gebruik is. Er kunnen ook gekartelde randen, valse kleuren, moiré en heldere vlekken verschijnen. In sommige delen van het beeld met knipperende tekens en andere met tussenpozen verschijnende lichtbronnen kunnen heldere plekken of banden verschijnen, of als het onderwerp kort door een strobe of andere heldere, kortstondige lichtbron wordt verlicht. Richt de camera niet naar de zon of andere sterke lichtbronnen. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de interne schakelingen van de camera tot gevolg hebben. Merk op dat ruis (willekeurige heldere pixels, waas of lijnen) en onverwachte kleuren kunnen verschijnen als u inzoomt op het beeld dat zichtbaar is door het objectief (0 Voorbeeld livebeeldzoom) in filmstand.

Flitslicht kan niet worden gebruikt.

De opname eindigt automatisch wanneer het objectief wordt verwijderd of de standknop of de livebeeld-selector naar een nieuwe instelling wordt gedraaid.

Langdurig gebruik van livebeeld kan ertoe leiden dat de handgreep en delen van de camera rondom de monitor heet worden. Dit duidt niet op een defect.

Vooral dit deel wordt heet.

Geluidssignalen tijdens livebeeld

Een geluidssignaal kan klinken als u diafragma aanpast, de livebeeld-selector gebruikt of tijdens livebeeld aan de standknop draait. Dit duidt niet op een fout of defect.