Deze functie wordt gebruikt om de flitssterkte te vergrendelen, waardoor de compositie van foto’s opnieuw kan worden samengesteld zonder de flitssterkte te wijzigen en wordt gezorgd dat de flitssterkte geschikt is voor het onderwerp, zelfs wanneer het onderwerp niet in het midden van het beeld is geplaatst. Flitssterkte wordt automatisch aangepast voor wijzigingen aan ISO-gevoeligheid en diafragma.

Voer het volgende uit om flitswaardevergrendeling te gebruiken:

  1. Wijs flitswaardevergrendeling aan een camerabediening toe.

    Wijs Flitswaardevergrendeling aan een bediening toe met behulp van Persoonlijke instelling f1 (Aangepaste knoptoewijzing, 0 Aangepaste knoptoewijzing).

  2. Selecteer DDL-flitssturing.

    Selecteer DDL voor Flitserregeling > Flitserregelingsstand (ingebouwd) in het foto-opnamemenu.

  3. Klap de flitser op.

    In de standen P, S, A, M en 0 kan de flitser worden opgeklapt door de M (Y)-knop in te drukken. In de standen i, k, p, n, o, s, w, f, d, e en ' klapt de flitser indien nodig automatisch op.

    M (Y)-knop

  4. Stel scherp.

    Plaats het onderwerp in het midden van het beeld en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.

  5. Vergrendel de flitssterkte.

    Druk, na te hebben gecontroleerd of de flitsgereedaanduiding (M) wordt weergegeven, op de bediening geselecteerd in Stap 1. De flitser geeft vooraf een monitorflits af om de juiste flitssterkte te bepalen. De flitssterkte wordt op deze waarde vergrendeld en er verschijnt een flitswaardevergrendelingspictogram (e) in de weergave.

  6. Stel de foto opnieuw samen.

  7. Maak de foto.

    Druk de ontspanknop volledig in om de foto te maken. Indien gewenst kunnen meer foto’s worden gemaakt zonder de flitswaardevergrendeling te ontspannen.

  8. Ontspan de flitswaardevergrendeling.

    Druk op de bediening geselecteerd in Stap 1 om de flitswaardevergrendeling te ontspannen. Controleer of het flitswaardevergrendelingspictogram (e) niet langer wordt weergegeven.

Lichtmeting

Wanneer de ingebouwde flitser zonder een externe flitser wordt gebruikt, wordt het meetgebied voor flitswaardevergrendeling begrenst tot een cirkel van 4 mm in het midden van het beeld. Als de ingebouwde flitser als hoofdflitser voor het bedienen van secundaire flitsers wordt gebruikt, dan meet de camera het gehele beeld.