De hieronder vermelde opties zijn toegankelijk door op de i-knop te drukken tijdens livebeeldfotografie. Gebruik het aanraakscherm of navigeer door het menu met behulp van de multi-selector en J-knop, druk daarbij op 1 of 3 om items te markeren, 2 om opties te bekijken en J om de gemarkeerde optie te selecteren en naar het i-knopmenu terug te keren. Druk nogmaals op de i-knop om de opnameweergave af te sluiten.

i-knop

Split-screen zoomweergave

Het selecteren van Split-screen zoomweergave in het i-knopmenu van livebeeldfotografie splitst de weergave in twee vakken die afzonderlijke delen van het beeld naast elkaar tonen bij een hoge zoomverhouding. De positie van de vergrote delen worden in het navigatievenster getoond.

Navigatievenster

Gebruik de knoppen X en W (M) om in en uit te zoomen, of gebruik de knop L (Z/Q) om een vak te selecteren en druk op 4 of 2 om links of rechts door het geselecteerde gebied te bladeren. Door op 1 of 3 te drukken, kan gelijktijdig omhoog en omlaag door beide gebieden worden gebladerd. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp in het midden van het geselecteerde gebied. Druk op de i-knop om de split-screen weergave af te sluiten.

Gebied scherp in beeld

Stille livebeeldfotografie

Druk, om sluitergeluiden te elimineren tijdens livebeeldfotografie, op de i-knop en selecteer Aan (stand 1) of Aan (stand 2) voor Stille livebeeldfotografie.

Stille livebeeldfotografie

Meervoudige belichtingsfotografie (0 Meervoudige belichting) en ruisonderdrukking voor lange tijdopname zijn uitgeschakeld (0 Ruisonderdr. lange tijdopname) en de flitser kan niet worden gebruikt. In continue ontspanstanden worden scherpstelling en belichting vast ingesteld op waarden voor de eerste opname in elke serie. Flikkering en banden zijn mogelijk zichtbaar in de monitor en in foto’s onder tl-licht, kwikdamp- of natriumlampen (voor informatie over het verminderen van flikkering en banden, zie de paragraaf over de optie Flikkerreductie in het filmopnamemenu, 0 Flikkerreductie), terwijl bewegende onderwerpen vervormd kunnen lijken, vooral als de camera horizontaal wordt gepand of een voorwerp horizontaal op hoge snelheid door het beeld beweegt. Er kunnen ook gekartelde randen, valse kleuren, moiré en heldere vlekken verschijnen. Er kunnen heldere delen of banden verschijnen in scènes verlicht door knipperende symbolen en andere intermitterende lichtbronnen of als het onderwerp kort door een strobe of andere heldere, kortstondige lichtbron wordt verlicht.

In plaats van het aantal resterende opnamen wordt de tijdspanne getoond waarin u de opname kunt voortzetten.

Stille livebeeldfotografie kan ook worden ingeschakeld of uitgeschakeld met behulp van de optie Stille livebeeldfotografie in het foto-opnamemenu (0 Stille livebeeldfotografie).

Camerageluiden

Het geluid van het scherpstellen van de camera kan hoorbaar zijn, alsook het geluid van het diafragmamechanisme wanneer u het diafragma aanpast in stand A of M of foto’s maakt in stand P of S.

Persoonlijke instelling d11

Als Aan is geselecteerd voor Persoonlijke instelling d11 (Livebeeld in continustand, 0 Livebeeld in continustand) wanneer Aan (stand 1) is gekozen voor Stille livebeeldfotografie, dan kleurt de monitor gedurende korte tijd zwart wanneer de sluiter wordt ontspannen, schakel vervolgens de monitor weer in om de foto weer te geven. Wanneer Aan (stand 2) is geselecteerd, worden foto’s niet weergegeven op het moment dat ze worden gemaakt; in plaats daarvan verschijnt een C-pictogram in de monitor wanneer een foto wordt gemaakt (tijdens serieopnamefotografie knippert het pictogram).

“Aan (stand 2)”

De volgende belichtingsinstellingen kunnen worden aangepast wanneer Aan (stand 2) is geselecteerd:

  Diafragma Sluitertijd ISO-gevoeligheid 3
P, S 1
A
M 2

Belichting voor stand S is gelijk aan stand P.

Kies uit snelheden van 1/30 sec. tot 1/8.000 sec.

In stand M kan ISO-gevoeligheid handmatig worden ingesteld op waarden van Lo 1 tot 25600 of handmatig worden aangepast door de camera. In andere belichtingsstanden wordt ISO-gevoeligheid automatisch aangepast door de camera.

Belichtingscorrectie kan worden gebruikt om de belichting tot maximaal ±3 LW aan te passen. Belichting kan vooraf in de monitor worden bekeken. Het indrukken van J geeft een belichtingsaanduiding (0 Belichtingsaanduidingen) weer die het verschil tussen de geselecteerde en gemeten belichtingswaarden toont; druk nogmaals op J om de aanduiding te verbergen.

Aan (stand 2) kan niet worden gecombineerd met bepaalde camerafuncties, inclusief flexibel programma (0 Flexibel programma), bracketing (0 Bracketing), Actieve D-Lighting (0 Actieve D-Lighting), HDR (hoog dynamisch bereik; 0 Hoog dynamisch bereik (HDR)), vignetteringscorrectie (0 Vignetteringscorrectie), automatische vertekeningscorrectie (0 Autom. vertekeningscorrectie), belichtingsvertragingsstand (0 Belichtingsvertragingsstand) en de Picture Control-parameter Lokaal contrast (0 Picture Control-instellingen). Als RAW eerste - JPEG tweede wordt geselecteerd voor Functie tweede sleuf in het foto-opnamemenu, dan worden JPEG-afbeeldingen op de kaarten in de beide sleuven vastgelegd.

“Aan (stand 2)” en Foto-informatie

In de foto-informatie voor foto’s gemaakt met Aan (stand 2) geselecteerd voor Stille livebeeldfotografie en witbalans ingesteld op v (automatisch) is kleurtemperatuur (0 Opnamegegevens) niet opgenomen.

Negatieven digitaliseren

Druk, om afdrukken van kopieën van filmnegatieven vast te leggen, op de i-knop en selecteer Kleurnegatieven of Monochrome negatieven voor Negatieven digitaliseren.

  1. Plaats de negatieven voor een witte of grijze achtergrond zonder voorwerpen.

    We raden het gebruik van een AF-S Micro NIKKOR 60mm f/2.8G ED of ander micro-objectief aan en een natuurlijke of kunstmatige lichtbron met een hoog Ra (kleurweergave-index), zoals een lichtbak of een tl-lamp met een hoge CRI.

  2. Druk in livebeeld op de i-knop, markeer Negatieven digitaliseren en druk op 2.

    De kleuren in de weergave worden omgekeerd. De flitserstand staat automatisch ingesteld op s; kies een andere flitserstand om de flitser te gebruiken.

  3. Kies het filmtype.

    Markeer Kleurnegatieven of Monochrome negatieven en druk op J.

  4. Stel de opname samen om een beeld van het filmnegatief vast te leggen.

  5. Pas belichting aan.

    Druk op J om opties voor helderheidsaanpassing weer te geven en druk op 1 of 3 om belichting aan te passen. Druk op X (0 Zoomvoorbeeld livebeeld) om uw onderwerp bij een sterkere vergroting te bekijken. Druk op J om verder te gaan.

  6. Maak de foto.

    Druk de ontspanknop volledig in om de foto te maken en sla deze op in JPEG-formaat.

Negatieven digitaliseren

Er zijn geen opties beschikbaar voor het corrigeren van stof, krassen of onregelmatige kleuren door vervaagde film. Foto’s worden in JPEG-formaat opgeslagen, ongeacht de optie geselecteerd voor beeldkwaliteit; foto’s gemaakt met een geselecteerde JPEG-optie worden opgeslagen bij de gekozen instelling, terwijl foto’s gemaakt met NEF (RAW) of TIFF (RGB) geselecteerd, worden opgeslagen in JPEG Fijn-formaat. Sommige menu-opties en functies, waaronder bracketing en focus-shift, zijn niet beschikbaar. Belichtingsstand wordt ingesteld op A en kan niet worden gewijzigd.