Controleer, voordat de accu of geheugenkaarten worden geplaatst of verwijderd, of de hoofdschakelaar van de camera in de OFF-positie staat. Plaats de accu in de aangegeven richting en gebruik daarbij de accu om de oranje accuvergrendeling naar één zijde ingedrukt te houden. De vergrendeling vergrendelt de accu op zijn plaats wanneer de accu in zijn geheel is geplaatst.

Batterijvergrendeling

Houd de geheugenkaart in de getoonde richting, schuif de kaart recht in de sleuf totdat de kaart op zijn plaats klikt.

De accu verwijderen

Schakel de camera uit en open het deksel van het batterijvak om de accu te verwijderen. Druk de batterijvergrendeling in de richting aangeduid door de pijl om de accu vrij te geven en verwijder de accu vervolgens handmatig.

Geheugenkaarten verwijderen

Zet, na te hebben gecontroleerd of het toegangslampje van de geheugenkaart uit is, de camera uit en open het deksel van de geheugenkaartsleuf en druk op de kaart om hem uit te werpen (q). De kaart kan vervolgens met de hand worden verwijderd (w).

Accuniveau

Het accuniveau wordt in de opnameweergave en het bedieningspaneel weergegeven terwijl de camera aan is.

Monitor

Zoeker

Bedieningspaneel

  • De batterijniveauweergave verandert naarmate het batterijniveau afneemt, van L tot K, J, I en H. Als het batterijniveau daalt tot H, stel dan de opname uit en laad de batterij op of leg een reservebatterij klaar.
  • Als het bericht Ontspannen van de sluiter uitgeschakeld. Laad de batterij op. wordt weergegeven, laad de batterij op of vervang de batterij.

Aantal resterende opnamen

Wanneer de camera aan is, tonen de opnameweergave en het bedieningspaneel het aantal foto’s dat kan worden gemaakt bij de huidige instellingen (waarden boven 1.000 worden naar beneden afgerond naar het dichtstbijzijnde honderdtal, bijv. waarden tussen 1.400 en 1.499 worden aangeduid als 1,4 k).

Monitor

Zoeker

Bedieningspaneel

Geheugenkaarten

  • Geheugenkaarten kunnen na gebruik zeer warm zijn. Ga daarom voorzichtig te werk bij het verwijderen van geheugenkaarten uit de camera.
  • Schakel de camera uit voordat geheugenkaarten worden geplaatst of verwijderd. Verwijder geen geheugenkaarten uit de camera, zet de camera niet uit en verwijder of ontkoppel niet de voedingsbron tijdens het formatteren of op het moment dat gegevens worden opgeslagen, gewist of naar een computer of ander apparaat worden gekopieerd. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaart tot gevolg hebben.
  • Raak de contacten van de kaart niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen.
  • U mag kaarten niet buigen, laten vallen of blootstellen aan hevige schokken.
  • Oefen geen druk uit op de behuizing van de kaart. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan beschadiging van de kaart tot gevolg hebben.
  • Stel niet bloot aan water, warmte, hoge vochtigheidswaarden of direct zonlicht.
  • Formatteer geheugenkaarten niet in een computer.

Geen geheugenkaart

Als er geen geheugenkaart is geplaatst, verschijnt de aanduiding “geen geheugenkaart” in de opnameweergave en [–E–] verschijnt in zowel het bedieningspaneel als de opnameweergave.